Verschillende factoren beïnvloeden de hoeveelheid restafval dat Vlaamse gezinnen produceren. Mensen wonen op een steeds kleinere oppervlakte, bijvoorbeeld in appartementen, waardoor het minder eenvoudig is om goed te sorteren. Er zijn ook steeds meer gezinnen die geen auto bezitten. Dat maakt het moeilijker om naar het recyclagepark te gaan en dus om te sorteren. En minder goed sorteren, betekent meer restafval. Achter een hoog restafvalcijfer gaat dus meer schuil dan alleen maar de aanwezigheid van een verbrandingsinstallatie in de regio. De praktijk bewijst dat, want ook gemeenten die niet participeren in een verbrandingsinstallatie hebben het soms moeilijk om de hoeveelheid restafval te doen afnemen. Het omgekeerde geldt evenzeer: heel wat gemeenten die wel afvalverwerking beheren kunnen lage restafvalcijfers voorleggen.
Vlaanderen is koploper op vlak van selectieve inzameling en het beperken van de hoeveelheid huishoudelijk restafval. Dat is een verdienste van de Vlaamse gemeenten, die kunnen rekenen op het goede sorteergedrag van de Vlamingen. Samen met de gemeenten legde de OVAM vorig jaar doelstellingen vast om de hoeveelheid restafval tegen 2022 nog te verminderen. Heel wat gemeenten en afvalintercommunales nemen nu al maatregelen om die doelstellingen te bereiken, zoals bijvoorbeeld mobiele recyclageparken.
Restafval verbranden is duurder dan selectieve inzameling. Gemeenten hebben er dus geen baat bij om, zoals het artikel in Het Nieuwsblad stelt, minder moeite te doen om afval te sorteren als ze de kostprijs voor zichzelf en voor de burger zo laag mogelijk willen houden. Uit onderzoek blijkt trouwens dat 86% van de Vlamingen tevreden is over de afvalinzameling in zijn of haar gemeente. Iets meer fierheid over de resultaten van het Vlaamse lokale afvalbeleid is dus op zijn plaats.